‘Darwin en de Beagle’ van Alan Moorehead
Een scheepsreis naar de oertijd. Het verhaal van een fijnzinnig mens en de ongenadige natuur

Door | maart 3, 2019

Charles Darwin is een figuur waarover een mens denkt, ik had hem willen kennen. Niet alleen als scherpzinnige en volhardende wetenschapper die de mensheid de evolutietheorie schonk. Maar ook als mens, niemand drong dieper in de natuur door dan hij, Darwin zag er de idyllische en de meedogenloze kanten van. Hij kon ze in gedachten niet verzoenen en melancholie werd zijn eigen tweede natuur.

‘Darwin en de Beagle, een scheepsreis naar de oertijd’ is een bijzonder boek. Omwille van het verhaal en de prachtige prenten erin. Maar ook vanwege de manier waarop het tot stand kwam. De auteur Alan Moorehead werd in 1910 in Australië geboren. Hij was schrijver, essayist en journalist en zijn verslaggeving van campagnes van de geallieerden tijdens de tweede wereldoorlog gaven hem ruime bekendheid.

Maar het feit dat Darwin met de Beagle huiswaarts keerde langs Australië en Nieuw Zeeland en deze regio in de Stille Zuidzee de wetenschapper bijkomende fascinerende vondsten opleverde, heeft Moorehead speciaal geïnspireerd tot het schrijven van dit tot de verbeelding sprekende en zorgvuldig gedocumenteerde reisverslag.

Het was niet vanzelfsprekend want in 1953, toen nog slechts een ruwe schets van het latere boek bestond, werd Moorehead door een zware beroerte getroffen. Spreken, lezen en schrijven behoorden voor hem tot het verleden. Zijn vrouw, de journaliste Lucy Milner, volbracht het werk.

De eb en vloed van het leven

‘Er zijn inderdaad eb en vloed in het menselijk gebeuren’, schreef Darwin aan zijn zus, ‘en ik heb dit ervaren.’

Dat is wel het minste wat je kan zeggen over het onverwachte vertrek van Darwin voor een reis om de wereld met de Beagle. De jonge Charles was immers geen briljante kerel en had in 1831 een bachelor of Arts aan de universiteit van Cambridge behaald. Hij hield van paardrijden en jagen. Op zijn tweeëntwintigste leek niets erop te wijzen dat hij zou afwijken van het plan om dominee op het platteland te worden. Zijn grote voorbeeld was professor Henslow, geestelijke en docent in plantkunde, wiens lessen Darwin volgde. Darwin was grenzeloos door de natuur gefascineerd en had al heel jong een uitgebreide verzameling stenen, gedroogde planten, opgezette dieren en insecten samengesteld.

In die tijd had de Britse Admiraliteit het plan opgevat om de driemaster de Beagle op wereldreis te sturen, om de kusten van Zuid-Amerika verder in kaart te brengen en de lengtebepaling nauwkeurig te maken door een keten van chronologische berekeningen om de wereld te leggen.

De Beagle was een kleine maar betrouwbare schuit. De zevenentwintigjarige kapiteit FitzRoy had haar al eens helemaal naar Zuid-Amerika gevaren en weer terug gebracht. FitzRoy voelde zich best op zee. ‘In de kleine ruimte van zijn schip had men niet meer met de onordelijkheden van de wal te maken en kon alles goed worden bestuurd. (…) De worsteling met de zee was een zindelijke en fatsoenlijke strijd en geenszins iets om bevreesd voor te zijn.’

En de bemanning was uitstekend. Velen hadden al eerder op de Beagle gevaren en zich nu vrijwillig voor de nieuwe reis aangemeld.

Darwin, zo jong en onervaren als hij was, mocht mee als natuuronderzoeker. Vooral omdat de jonge aristocratische kapitein FitzRoy en hij het bijzonder goed met elkaar konden vinden. De diep gelovige FitzRoy rekende er stellig op dat Charles Darwin onderweg bewijzen zou vinden voor de Goddelijke hand in de natuur.

Zeeziek

Op 27 december 1831 was het eindelijk zover, de Beagle en haar bemanning kozen volle zee. Voor Darwin werd het een verschrikkelijke ervaring. Hij was zo zeeziek dat hij de eerste weken van de reis nauwelijks uit zijn hangmat kwam. Eerder had hij gezegd ‘ledigheid’ te verafschuwen. ‘Een man die niets doet, kent de waarde van het leven niet’, gaf hij te kennen en nu kwam hij zelf tot niets, een beetje lezen was het enige wat hij kon opbrengen.

Die ledigheid werd ruimschoots goed gemaakt zo gauw het schip afmeerde. Darwin trok er meteen op uit om planten en dieren te verzamelen, van de kusten tot diep in het binnenland. Zijn vondsten en vangsten spreidde hij uit op het dek van de Beagle om ze te bestuderen en schoon te maken. Tot grote ergernis van de matrozen die vonden dat ‘de rommel’ behoorlijk in de weg lag. Darwin ontleedde, classificeerde en maakte aantekeningen. Vanuit Zuid-Amerika stuurde hij zaden van planten, dierenhuiden, opgezette dieren en beenderen naar Henslow in Groot-Brittannië.

En zo gauw hij van de open, wilde zee verlost was, beviel het leven aan boord Darwin wonderwel. Hij schreef, ‘ik vind een schip een bijzonder comfortabel huis, met alles wat je nodig hebt. Als er geen zeeziekte was, zou iedereen zeeman worden.’

Geen tocht was hem te ver, geen berg te hoog. Vergezeld van lokale bewoners die hem als gids dienden, doorkruiste hij tropische wouden waarvan zowel de pakkende stilte als de bloedstollende kreten van de brulaap hem in verrukking brachten.

Hij had oog voor de betoverende kleuren van de vogels en voor de gewoonten van de kleinste insecten.

Heel erg geschokt was hij door de behandeling van de slaven en de barbaarsheid van de autochtone bevolking van Vuurland vond hij bloedstollend. Ook noteerde hij in zijn dagboek over de wreedheden van de kolonisatoren tegen de indianen: ‘de Christelijke soldaten zijn veel wilder dan de hulpeloze heidenen die zij vernietigen.’ Darwin bewonderde de gaucho’s mateloos.

Engelen

De steden konden Darwin maar matig bekoren. Tenzij er mooie vrouwen rondwandelden. Over Buenos Aires schreef hij aan zijn zussen: ‘ons voornaamste vermaak was rondrijden en de Spaanse dames bewonderen. Als we een van die engelen door de straten zagen zweven begonnen we onwillekeurig te zuchten. Hoe onmogelijk zijn de Engelse vrouwen toch, ze verstaan noch de kunst van lopen noch die van zich te kleden.’

Kerstmis 1833 vierde de bemanning van de Beagle in Patagonië waar Darwin speciaal voor de gelegenheid een guanaco, een wilde lama, van 75 kg had geschoten zodat het gezelschap ruimschoots vlees had.

Vergelijken

Darwin vergeleek de dieren van het vasteland met die van de eilanden en noteerde significante verschillen. Geen detail ontging hem, als bijvoorbeeld een aalschover een vis had gevangen telde hij mee hoe de vogel zijn prooi acht keer liet vallen, precies zoals een kat met een muis speelt.

Voor ze de Stille Oceaan opvoeren, was er nog een oponthoud. De Beagle was voor de kust van Patagonië op een rots gestoten waarbij een deel van haar tweede kiel was weggerukt. Dus werd het schip op het strand gezet voor reparatie. ‘Alles, behalve haar grote masten, werd omlaag gehaald. (…) Aangezien het leven van de gehele bemanning van haar afhing en zij de enige mogelijkheid was weer thuis te komen, was het wat verontrustend haar zo te zien, buiten haar element, op haar zijkant overhellend op het zand. Maar de timmerlieden stelden vast dat de schade gering was.’

De Beagle rondde kaap Hoorn. Tegen die tijd begon bij Darwin de gedachte post te vatten dat God weinig te maken had met de manier waarop ‘species’ ontstaan en evolueren. Voorzichtige discussies met Fitzroy leerden hem dat het wijzer was om niet over zijn bevindingen uit te weiden.

Negenhonderd kilometer voor de kust van Ecuador liggen de Galapagos eilanden. Galapagos is Spaans voor reuzenschildpad. De dieren werden er dan ook massaal gevangen vanwege het vele vlees. Sommige exemplaren reikten als ze op hun vier poten stonden tot borsthoogte van een volwassen man.

Wat uitzicht betrof, vielen de Galapagos wat tegen, het waren geen weelderig begroeide eilanden. Wel werden ze oneindig vreemd gevonden, geheel verschillend van alle andere eilanden in de wereld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Darwin precies daar voor het eerst een samenhangend beeld kreeg van de evolutie van het leven op onze planeet. Zoals hij noteerde: ‘hier schijnen wij, zowel in ruimte als in tijd, wat nader gebracht te worden tot dat grootse feit – het mysterie der mysteries – het eerste verschijnen van nieuwe wezens op onze aarde.’

Darwiniseren

Nadat ze de eilanden hadden verlaten, kon Darwin bij het sorteren van zijn vondsten vaststellen dat het om unieke soorten ging. Zowel voor planten als reptielen, vogels, vissen, schelpen en insecten gold dat ze alleen daar en nergens anders voorkwamen. Er was misschien wel een gelijkenis met andere soorten maar toch verschilden ze er voldoende van om hen als onderscheidend te zien. Daarbij kwam dat de soorten op de Galapagos eilanden nog van eiland tot eiland verschilden.

Darwins stelling werd nu, de wereld die wij kennen is niet ‘geschapen’ in enkele korte ogenblikken, zij had zich ontwikkeld vanuit een oneindig primitief begin en veranderde nog altijd.’

Die gedachte kwam niet uit het niets. Onder meer zijn eigen grootvader, dr. Erasmus Darwin, had al met de evolutiegedachte gespeeld, evenwel zonder ze in een definitieve vorm te gieten. Een collega van Darwin senior had hiervoor de term ‘darwiniseren’ bedacht.

Gedurende de hele reis stelde Charles Darwin geologische evoluties vast en hetzelfde gebeurde in het planten- en dierenrijk.

Na een reis langs Australië en Nieuw-Zeeland ging de Beagle via Kaap de Goede Hoop en de Kaap Verdische Eilanden echt op huis aan.

In oktober 1836 zette Darwin voet aan wal in Falmouth in Cornwall. Hij was eindelijk weer bijna thuis. Na eindeloze zeereizen, stormen, aardbevingen, tropische ziekten en zeeziekte en uitputtende tochten keek hij uit naar rust. Maar het werden de drukste jaren van zijn leven. Hij moest immers zijn gigantische verzameling in klassen onderbrengen. Ook schreef hij zijn ‘Journal of Researches into the geology and natural history of the various countries visited bij H.M.S. Beagle’ dat voor de eerste maal in 1839 verscheen.

In 1837 vond hij de tijd om te trouwen met zijn nichtje Emma Wedgwood. Zij omschreef haar man als ‘de meest openhartige, doorzichtige man, die ik ooit gezien heb. Elk woord drukt zijn werkelijke gedachten uit. (…) Hij heeft een volmaakt zachte aard en een aantal minder belangrijke hoedanigheden die toch bijzonder veel aan iemands geluk bijdragen, zoals goed voor dieren zijn.’

Het hechte paar leefde in Down House in Kent en kreeg er tien kinderen. Hij was een bijzonder liefhebbende vader die elk kind als een zelfstandig wezen zag en zich veel met hen bezig hield. Dat hij van een grenzeloos vitale jonge kerel veranderde in een melancholische man met een zwakke gezondheid had wellicht ook met het verlies van drie kinderen te maken.

Dat belette niet dat Darwin enorm veel werk verzette, altijd op gezette tijden in de voormiddag. De rest van de dag besteedde hij aan paardrijden, wandelen, rusten, denken, zijn drukke correspondentie en vele uren van lezen.

De evolutietheorie als vrucht van eindeloze studie en gepieker

Omdat hij volkomen in beslag was genomen door de ontwikkeling van zijn controversiële evolutietheorie durfde hij het niet aan ook nog eens openlijk tegen de gangbare opvattingen over vrouwen in de Victoriaanse periode in te gaan. Maar in de praktijk voerde Darwin een uitgebreide briefwisseling met talloze vrouwelijke wetenschappers. Hij moedigde vrouwen aan om te studeren en hielp hen bij het publiceren in wetenschappelijke tijdschriften van hun bevindingen.

Pas tien jaar na zijn thuiskomst was hij klaar met het verwerken van het materiaal van zijn reis met de Beagle. Daarbuiten had hij nog weinig interesses. De dichtbundel van Milton die hij als jonge man altijd bij zich had, ook tijdens zijn wereldreis en de vroeger geliefde muziek van Mozart en Beethoven, verveelden hem.

Na lang studeren, denken en piekeren kwam hij tot deze gedachte: ‘Daar er veel meer individuen van elke soort geboren worden, dan er bij mogelijkheid in leven kunnen blijven en daar er dientengevolge een telkens terugkerende strijd om het bestaan gevoerd wordt, moet de conclusie zijn, dat elk levend wezen, indien het, hoe weinig ook, op een gunstige manier van zijn soortgenoten verschilt een grotere kans op overleven heeft en zodoende op natuurlijke wijze geselecteerd wordt. Dit heb ik de natuurlijke teeltkeus genoemd of het overleven van de meest  geschikten.’

Pas toen Russel Wallace die in dezelfde richting dacht zijn ideeën publiek wou maken, overwon Darwin zijn schroom om het Victoriaanse tijdvak dat nog in de ark van Noach geloofde op zijn kop te zetten. In 1859 publiceerde hij ‘On the Origin of Species by means of Natural Selection, or the preservation of the favoured races in the struggle for life.’

‘Darwin en de Beagle’ vertelt heel mooi over de bijzonder lange weg die deze wetenschapper aflegde, in ruimte en tijd. Het boek omvat prachtige illustraties uit atlassen en historische naslagwerken en onder meer de oorspronkelijke prenten van de tekenaars Augustus Earle en Conrad Martens die met de Beagle meereisden.

‘Darwin en de Beagle’ dateert uit 1969 en is nog tweedehands te verkrijgen op een aantal sites. Het volstaat ‘Darwin en de Beagle, een scheepsreis naar de oertijd’ – Alan Moorehead in te tikken en je kan een exemplaar op de kop tikken bij o.a; De Sleghte., Boekwinkeltjes.nl, Bol.com…

 

 

 
[whohit]Darwin[/whohit]