Moederliefde heeft biologische basis

Door | februari 18, 2010

donderdag 18 februari 2010 – (Marleen De Geest) – Dertig jaar na het verschijnen van ‘De mythe van de moederliefde’ van Elisabeth Badinter antwoordt de Amerikaanse onderzoekster Sarah Blaffer Hrdy dat het moederlijk gedrag wel degelijk een biologische basis heeft.

[ad#ad1]

‘Complexe gedragingen als ‘moederen’ zijn nooit helemaal genetisch bepaald noch een puur product van de omgeving. Bij alle primaten ontstaat de moederlijke zorg uit een soort van kettingreactie: een complexe interactie tussen genen, weefsels, klieren, opgeslagen ervaringen en signalen vanuit de omgeving.’ Dat beweert de Amerikaanse antropologe en primatologe Sarah Blaffer Hrdy in haar recentste boek ‘Mothers and Others: The Evolutionary Origins of Mutual Understanding’. Hrdy weerlegt daarin het gedachtengoed van Elisabeth Badinter en in een moeite spreekt ze Simone de Beauvoir tegen die de vrouwelijke rollen als een maatschappelijke constructie ziet.

Zwart wit maar goed gedocumenteerd, zo presenteerde in 1980 de Franse sociologie en filosofe Elisabeth Badinter haar opvatting over het moederschap in ‘De mythe van de moederliefde’. Ze stelt dat de moederliefde zo relatief en wisselend is, al naargelang de tijd en de cultuur, dat het bezwaarlijk een biologisch gegeven kan worden genoemd. Zo haalt ze als voorbeeld aan dat in de 18 de eeuw uit Parijs karrenvrachten baby’s naar het platteland vertrokken om daar door een min te worden gevoed. Velen overleefden de tocht of de levensomstandigheden op de buiten niet. Maar hun biologische moeders hielden onverstoord verder ‘salon’. Tegenwoordig beklaagt Badinter er zich over dat er opnieuw druk op de vrouwen wordt uitgeoefend om hun kind(eren) in het centrum van hun leven te plaatsen. Borstvoeding geven noemt ze een vervreemding en zelfs een regressie.

Hrdy was niet minder dan geïntrigeerd door de stelling van Badinter en nam ze als basis om haar eigen theorie over het moederschap te verduidelijken.

‘Een groot deel van de tegenstelling tussen ons vloeit voort uit de manier waarop het begrip moederschap wordt ingevuld. Het is geen schakelaar die aan en uit kan worden gezet’, stelt Hrdy.

‘In werkelijkheid komt er tijdens de zwangerschap een keten van fysiologische veranderingen op gang. Bij de geboorte worden neurotransmitters als ocytocine vrijgegeven die de verandering van vrouw in moeder bevorderen.Als de vrouw dan een lang en intiem contact heeft met de kleine vreemdeling die uit haar werd geboren, zullen haar neuronale banen veranderen en wordt ze aangemoedigd om op de signalen en behoeften van haar baby te reageren. Eens de moeder haar kindje heeft gevoed en de baby de tepels stimuleert wordt ze nog zorgzamer.’

Maar beweert, Hrdy, de ervaring draagt bij aan het aanleren van de moederrol. Dat geldt voor alle primaten maar vooral voor de menselijke soort. De evolutie heeft ons zo gemaakt dat het antwoord dat we als moeder geven sterk afhankelijk is van de sociale context en van de steun die we al dan niet krijgen.

Opvoeden is samenwerken

De lange geschiedenis van de menselijke evolutie kan worden gezien als een samenwerking met de moeder om kinderen groot te brengen. Vaders, moeders, ooms en tantes, grootmoeders, broers en zussen, iedereen hielp de moeder om voor het kindje te zorgen. Een moeder die zo een steun moet missen, heeft geen enkele kans om haar kinderen goed groot te brengen. De vrouwen uit de 18 de eeuw die hun kinderen uitbesteedden werden ook meteen na de geboorte van hun baby gescheiden en ze kregen geen steun. Van hen zeggen dat ze moederinstinct missen, is het verkeerd interpreteren van de complexe biologische realiteit van de moederliefde en de ambivalentie van de menselijke soort, aldus Hrdy.

Hrdy rekent zich nochtans bij de feministen, net als Badinter. ‘Voor mij betekent het dat beide seksen dezelfde kansen krijgen’, zegt Hrdy. ‘En het klopt dat in wetenschappelijk opzicht tegen de mannelijke vooroordelen moet worden ingegaan.’

Zo heeft de Francaise Clémence Royer die in de 19de eeuw Darwin vertaalde voor het eerst gewezen op de mannelijke invalshoek van de wetenschapper waardoor de vrouw exclusief in de rol is geduwd van het voortbrengen van nakomelingen. Ook Badinter heeft tegengewicht in de schaal willen werpen. Maar de misvattingen zijn nu volledig bijgesteld, meent Hrdy.

Om te groeien hebben kinderen behoefte aan warmte, de nabijheid en de affectie van mensen die ze kunnen vertrouwen. Als je een kind laat kiezen wie het verzorgt dan zal het de moeder zijn. En de moeder, om fysiologische redenen waarvan borstvoeding de eerste is, voelt ook de meeste aandrang om haar kind te geven wat het nodig heeft.

Niettemin is Hrdy ervan overtuigd dat de mensensoort zo is geëvolueerd dat kinderen opvoeden samenwerken vergt. De vaders zijn bijzonder goed geplaatst. Als ze de laatste maanden van de zwanergschap intiem met hun vrouw samenleven is er een direct contact met het baby’tje na de geboorte. Bovendien ondergaat ook hij een fysiologische verandering. Het prolactinepeil neemt toe, natuurlijk niet zoals bij de voedende moeder, en het testosteronniveau daalt.

Wat meer is, het is niet nodig om zwanger te zijn en te baren om oudergevoelens te hebben. Adoptieouders hebben die even sterk als biologische ouders.

Maar ook nu blijft gelden dat moeders, en vaders, de nodige steun moeten ondervinden. Zoniet worden de gevoelens ambivalent. Hrdy vreest een beetje dat in de Amerikaanse samenleving de kunst van het grootbrengen van kinderen wat verloren gaat. En daarmee menselijke kwaliteiten die in dat proces worden bekrachtigd: empathie, zorg voor anderen, het geweten.

Bron: le nouvel observateur

[ad#ad3]

Een reactie achterlaten