Van pimpelmeesjes, valse romantiek en hun ongewisse toekomst

Door | juni 7, 2018

Zowat anderhalve week geleden vlogen ‘onze’ pimpelmeesjes uit. We hadden het ouderlijk nest vijftig dagen lang met onze blikken gestreeld en de zorgzaamheid van de oudertjes iedere dag wat meer bewonderd.

Op een dag, midden in de week maar wel zoals ongeveer uitgerekend, bleef de beweging rond het ouderlijk nest uit.

Het was wennen, het ontbijt een tikkeltje eentonig zonder de activiteit rond het mezenkastje. ‘Zomaar, zonder iets te zeggen’, mijmerde ik.

‘Zomaar, zonder iets te zeggen’, zei mijn echtgenoot toen ik hem later van het vertrek van de kleintjes op de hoogte bracht.

Wat hadden we ook gedacht? Dat ze zich ook maar iets aan ons angstvallig gegluur vanaf dag een gelegen lieten.

‘Ja! Er piept een meesje in het gaatje van het nestkastje. Kijk, het komt terug. Daar is het mannetje… zullen ze blijven?’

En na een paar dagen het gewonnen vertrouwen. Ze waren er, ze bleven er. De vogeltjes vlogen af en aan en stopten hun vondsten in het kastje. Na een poos werd het rustiger en kwam enkel het mannetje langs om zijn vrouwtje te ondersteunen met een wormpje en een rupsje. En na nog een hele tijd werd het te gek. De oudertjes kenden amper rust, de voedertijden van de jongen die nu zeker uit het ei waren, werden almaar langer. Eigenlijk vlogen ze de klok rond, tenminste zolang er enig licht was. De jongen waren vast onverzadigbaar.

En toen was het zover, het ouderlijke nest werd te krap, de lokroep van buiten te sterk, de pimpelmeesjes junior waren er klaar voor en vlogen uit, liefst zonder dat wij er erg in hadden.

Maar diezelfde dag barstte boven ons huis de hemel open en gutste het water onstuimig over de tuin en de omgeving. Waar onze ongeziene hartedieven beschutting vonden tegen het geweld van de natuur weten we niet.

mees01Diezelfde natuur voorziet de pimpelmeesoudertjes van een ongekende zorgzaamheid. In hun kleine hoofdje hadden ze maar een idee, ‘onze kindjes veilig grootbrengen’. Ze deden het met heel hun hartje en nog kleiner zieltje. Ze vlogen wat hun vleugeltjes vliegen konden.
Het openen van het nestkastje leerde ons dat er niets, maar dan ook niets, zachters bestaat dan een matrasje van donspluimpjes en mosjes en lange witte haren, naar ik vermoed afkomstig van de hond van de buren. En dan die koude douche van de buitenwereld.

De pet van pimpelman

Maar ook voor mij volgde een zekere ontnuchtering. De site van Natuurpunt maakte bruusk komaf met mijn romantische kijk op het pimpelmeesje.

‘Uit een DNA-onderzoek op 314 jongen uit 36 nesten, uitgevoerd aan de Universiteit Antwerpen, bleek dat alle nestmoeders ook de biologische moeders waren. In 11 van de 36 nesten stelde men vast dat niet alle jongen dezelfde vader hadden.
In elk van deze nesten zaten gemiddeld drie bastaards. Om die 11% vreemde vaders te traceren, werd het DNA-paspoort van alle pimpelmezen uit de buurt bepaald. Hieruit bleek dat de vreemde vaders voor 80% pimpelmezen uit de onmiddellijke omgeving waren. In alle gevallen namen de vrouwtjes het initiatief tot de buitenechtelijke paringen.’

En verder. ‘Pimpelmezen kunnen ultraviolet licht waarnemen. De blauwe kruinveertjes van pimpelmannetjes reflecteren veel UV licht. Hoe hoger de reflectie, hoe aantrekkelijker de pimpelman wordt voor de vrouwtjes pimpelmees. Nederlandse onderzoekers namen de proef op de som en smeerden tijdens het broedseizoen UV blokkers uit zonnebrandcrème op de blauwe petjes van gepaarde mannetjes pimpelmees. Hun partner reageerde hier meteen op door minder vaak met voer naar het nest te vliegen. Reden: pimpelvrouwtjes steken minder energie in de kroost van een lelijke vader (dus een pimpelman met een petje dat minder UV licht reflecteert) en sparen hun energie liever op tot een nieuw broedseizoen met een mooiere partner.’

Kijk, dat alles was ons ontgaan. Maar we hadden het kunnen weten, niets menselijks is onze pimpelmeesjes vreemd.

 

 

Een reactie achterlaten