‘De wilden, de schonen en de verdoemden’

Door | mei 25, 2012

‘The wild, the beautiful and the damned’, het is de titel van een tentoonstelling in het Britse Hampton Court Palace en ze moet wel over vrouwen gaan. Barokke schilderijen uit de Tudor tijd illustreren de betekenis van schoonheid aan het koninklijk hof en hangen het verhaal op van talloze courtisanes en minnaressen, hoe ze werden geïntroduceerd, hoe ze het hofspel speelden en hoe ze dikwijls naar hun fataal einde toe leefden.

[ad#ad1]

Schoonheid is niet neutraal, ze vormt zelfs een wapen en dat is van alle tijden. Vandaag duiken zo nu en dan studies op waaruit zou blijken dat mooie vrouwen een hoger salaris versieren dan middelmatige types. Vroeger zetten vrouwen hun schoonheid in om zelfs tot het koninklijk hof door te dringen en daar invloed te verwerven.

Ten zuidwesten van Londen bij de Thames ligt het imposante Hampton Court Palace dat toebehoort aan de Britse koninklijke familie. Daar loopt nog tot eind september de expo ‘The wild, the beautiful and the damned’ met schilderijen uit privécollecties en exemplaren van het huis van Windsor.

Hun voorganger Charles II werd niet zonder reden de vrolijke koning genoemd. In zijn ballingschap in Frankrijk en de Nederlanden, hij verbleef zelfs een tijdje in Brugge, had hij de smaak voor een kleurrijk bestaan opgevat en een van zijn pleziertjes bestond natuurlijk uit vrouwen. Historici noemen Charles II modern in de zin dat hij van ze hield en zelfs graag in hun gezelschap was.

Glamour, syfilis, dood

Na de dood van de puriteinse en dictatoriale leider Oliver Comwell werd Charles II tot koning van Groot-Brittannië gekroond en kon hij zijn hofhuishouding met de nodige minnaressen stofferen.

Die werden geportretteerd, onder meer door de schilders Peter Lely en Godfrey Kneller. De werken waren behoorlijk wat uitbundiger dan deze van de Vlaamse meester Van Dyck, hofschilder onder Charles I.

Als Van Dyck kunstig de plooien van de costumes en juwelen penseelde dan spanden de barokke schilders zich om de schoonheid van gezichten en decolletés tot hun recht te laten komen. De favoriete minnares van de vorst, Nell Gwyn, hangt volkomen naakt in de tentoonstelling. Maar ten tijde van Charles II moest ze zich achter een lieflijk landschap schuilhouden en liet de koning ze slechts aan exclusieve vrienden zien.

Het begon allemaal ingetogen want uiterlijke schoonheid werd ook gezien als een teken van innerlijke deugd. Dan werd schoonheid geëxploiteerd, Charles II herschreef met zijn hofhouding de morele code en sociale omgangsvormen en verjoeg de puriteinse duisternis uit de paleisgangen. Schoonheid vormde een belangrijke machtsfactor tijdens zijn 25 jarige koningschap. Ambitieuze vrouwen lieten zich gelden maar als ze geen maat konden houden, raakte hun reputatie onverbiddelijk besmeurd en verwerden ze tot hoer.

De deugdzame vrouwen werden naar het achterplan gedreven en de ‘zondigen’ trapten niet zelden in de val van syfilis en dood.

De tentoonstelling getuigt van een elegant, voluptueus en decadent hofleven onder Charles II en zijn opvolgers tussen 1660-1714.

 

[ad#ad3]

 

 

Een reactie achterlaten